Digitale technologieën zijn inmiddels de ruggengraat van onze samenleving. Van betaalsystemen tot inchecken in het openbaar vervoer, van contact met de overheid tot controle van ons biometrische paspoort. Deze digitale machinerie beheert onze identiteiten, financiële transacties en zelfs onze nieuwsvoorziening en het democratisch debat. Tijdens de PublicSpaces Conferentie was iedereen het eens: het is geen goed idee om de bouw en het beheer van deze digitale infrastructuur over te laten aan monopolistische marktpartijen. Maar hoe moet het dan wel?
Voor de aanleg van een digitale infrastructuur kwamen drie voorwaarden terug:
-
Soevereiniteit: het belang om zeggenschap te houden over de software en data die we gebruiken. Daarbij verschilt het per toepassing wie 'wij' zijn. Soms ging het over de overheid en het nationale belang, op andere momenten over specifieke groepen als burgercollectieven of patiëntenverenigingen. Ook individuele burgers moeten zelf kunnen beslissen welke data ze delen.
-
Transparantie, verantwoordelijkheid en betwistbaarheid: burgers, toezichthouders en andere instituten moeten in staat zijn de digitale infrastructuur te controleren. Het moet mogelijk zijn voor buitenstaanders om te onderzoeken of het systeem bevooroordeeld is of dat er andere rechten worden geschonden. Ook moeten zij verhaal kunnen halen als dat nodig is.
-
Values-by-design: bij het ontwerp van digitale infrastructuur moeten publieke waarden als privacy, inclusiviteit en toegankelijkheid belangrijke uitgangspunten zijn.
Door de focus op soevereiniteit verdween een ander belangrijk thema wat naar de achtergrond: de rol van digitale media als publieke infrastructuur. We gebruiken het internet niet alleen voor allerlei praktische zaken waarvoor we een op publieke waarden gebaseerde digitale infrastructuur nodig hebben. Het is ook de plek waar het publieke debat en de organisatie van allerlei maatschappelijke activiteiten plaatsvindt, zoals kenniscommunities bij bibliotheken, ontmoetingen van patiëntenverenigingen en burgercollectieven. Daarom moeten we het niet alleen hebben over wie de techniek ontwikkelt, maar ook over de rol die het medium inneemt in onze samenleving.
Bij de introductie van de televisie ging het debat ook niet zozeer over de vraag of Philips de televisies zou maken, en of ze wel brandveilig waren. Het debat ging vooral over de vraag welke rol het medium in zou nemen in de democratische samenleving. Welke regels, instituties en stimulerende maatregelen zijn er nodig om het medium uit te laten groeien tot een publieke ruimte? Wat moeten we doen om ondermijning van de democratie te voorkomen?
Precies die vragen moeten we ook stellen in het debat over digitale infrastructuur. Hoe zorgen we dat er in het digitale medialandschap plekken ontstaan waar burgers veilig met elkaar in gesprek kunnen gaan? Hoe zorgen we voor een vertrouwde informatievoorziening? Laten we in de discussie over digitale infrastructuur en soevereiniteit ook het belang van het internet als publieke infrastructuur in het oog houden.